Maar de koning kwam in opstand. Hij stuurde zijn boden naar Egypte met een verzoek om paarden en een groot aantal soldaten. Zou de man die dit heeft gedaan vrijuit gaan, zou het hem goed gaan? Zou de man die het verdrag heeft geschonden vrijuit kunnen gaan?  Zo waar Ik leef – spreekt God, de HEER -, in de stad waar de koning woont die hem tot koning heeft gemaakt, de koning aan wie hij een eed heeft gezworen die hij gebroken heeft, en met wie hij een verdrag heeft gesloten dat hij niet heeft nageleefd – daar, bij hem in Babel, zal hij sterven!  Er zullen bestormingsdammen en belegeringswallen worden opgeworpen die velen het leven zullen kosten, en in die strijd krijgt hij geen steun van de farao met zijn grote en machtige leger. Hij heeft zijn woord gebroken door het verdrag niet na te leven. Hoewel hij een plechtige eed gezworen had, heeft hij dit alles toch gedaan:

hij zal niet vrijuit gaan! 

Daarom, zo waar Ik leef, zegt God, de HEER:

Ik zal hem laten boeten omdat hij het verbond met Mij niet heeft nageleefd en de eed heeft gebroken die hij bij Mijn naam gezworen had. Ik zal Mijn net over hem uitspreiden en hem daarin vangen, Ik zal hem naar Babel brengen en hem daar straffen omdat hij Mij ontrouw is geweest. Ook de soldaten uit zijn leger die weten te vluchten zullen worden gedood, en zij die dan nog overblijven, zullen in alle windrichtingen worden verstrooid. Dan zullen jullie weten dat Ik, de HEER, heb gesproken. 

Dit zegt God, de HEER:

Ikzelf zal uit de top van de hoge ceder, tussen de bovenste takken, een teer twijgje wegplukken, en dat zal Ik planten op een hoge en verheven berg. Op de hoogste berg van Israël zal Ik het planten, het zal takken dragen en vruchten voortbrengen, en een prachtige ceder worden. In die boom, in de schaduw van zijn takken, zullen vogels wonen, alle soorten vogels die er zijn. En alle bomen in het veld zullen beseffen dat Ik, de HEER, het ben die een hoge boom velt en een kleine boom doet groeien, die een gezonde boom laat verdorren en een verdorde boom weer laat bloeien. Wat Ik, de HEER, gezegd heb, zal Ik doen.”’

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 22:18-31 Oordeel over Jeruzalem 2
Ezechiël 16:28-40 Jeruzalems ontrouw 3
Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 18:1-13 Wie rechtvaardig handelt, zal lev...
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 48:23-35 3
Ezechiël 9:1-11 1
Ezechiël 33:1-11 Ieder mens naar zijn daden beoord...
Ezechiël 43:12-20 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 42:12-20 De ruimten voor de priesters 2
Ezechiël 27:20-36 2
Ezechiël 11:1-13 1
Ezechiël 46:1-11 1
Ezechiël 7:1-13 Het einde komt 1
Ezechiël 42:1-11 De ruimten voor de priesters 1
Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1
Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 20:1-12 Israël opstandig en ontrouw 1
Ezechiël 17:1-14 De adelaars en de wijnstok 1
Ezechiël 44:20-31 Toegang tot de tempel 3
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 8:1-11 Visioen in de tempel van Jeruzalem...
Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2
Ezechiël 10:1-12 1
Ezechiël 6:11-14 Israël getroffen door het zwaard ...
Ezechiël 29:1-12 Profetie tegen Egypte 1
Ezechiël 28:1-15 1
Ezechiël 13:14-23 2
Ezechiël 20:26-36 Israël opstandig en ontrouw 3
Ezechiël 34:1-10 De slechte herders en de goede he...
Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzale...
Ezechiël 10:13-22 2
Ezechiël 14:1-11 1
Ezechiël 31:1-11 1
Ezechiël 20:13-25 Israël opstandig en ontrouw 2
Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israë...
Ezechiël 28:16-26 2
Ezechiël 3:1-17 1
Ezechiël 23:45-49 Ohola en Oholiba 4
Ezechiël 39:15-29 2
Ezechiël 11:14-25 2
Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3
Ezechiël 48:13-22 2
Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1
Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1
Ezechiël 26:12-21 Profetie over Tyrus 2
Ezechiël 4:1-10 1
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 1:15-28 Ezechiël geroepen 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 5:1-9 1
Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
Ezechiël 40:40-49 De nieuwe tempel 4
Ezechiël 27:1-19 1
Ezechiël 3:18-27 2
Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2
Ezechiël 13:1-13 1
Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5
Ezechiël 1:1-14 Ezechiël geroepen 1
Ezechiël 39:1-14 1
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 2:1-10
Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1
Ezechiël 46:12-24 2
Ezechiël 4:11-17 2
0Shares